Play he

Voorbeelden

Examples

Play He is
Hij is
Play She asked that he do it yesterday.
Ze vroeg het hem gisteren te doen.
Play He is the worst.
Hij is de slechtste.
Play He doesn't listen.
Hij luistert niet.
Play He isn't fat.
Hij is niet dik.
Play What does he have?
Wat heeft hij?
Play He is reading the book.
Hij is het boek aan het lezen. Hij leest het boek.
Play He will travel around South America.
Hij gaat rondreizen door Zuid-Amerika.
Play He has said that.
Hij heeft dat gezegd.
Play He used the pen.
Hij gebruikte de pen. Hij heeft de pen gebruikt.
Flag fr Frans Flag es Flag en Engels Flag it Italiaans Flag de Duits Flag pt Portugees Flag nl Nederlands