Voorbeelden
Examples
She can do it.
Ze kan het.
She is the best.
Zij is de beste.
She asked that he do it yesterday.
Ze vroeg het hem gisteren te doen.
She talks with me.
Ze praat met mij.
I ask in order that she be happy.
I vraag het zodat zij gelukkig kan zijn.
She is the lawyer.
Zij is de advocaat.
She left them there.
Zij liet ze daar achter.
Zij heeft ze daar achtergelaten.
Where is she?
Waar is ze?
She does not listen.
Zij luistert niet.
How old is she?
Hoe oud is zij?