Voorbeelden
Examples
She's a partner of the company.
Zij is een partner van het bedrijf.
She's the actress from that new series.
Zij is de actrice van die nieuwe serie.
Zij speelt in die nieuwe serie.
She's an employee of the company.
Zij is een werknemer van het bedrijf.
Zij werkt voor/bij dat bedrijf.
She's fine.
Met haar gaat het goed.
She's a manager of the company.
Zij is de/een manager van het bedrijf.
She's the boss.
Zij is de baas.
she's gone
Zij is gegaan.
Zij is weg.
She's a businesswoman.
Zij is een zakenvrouw.