Voorbeelden
Examples
It's really bad.
Het gaat erg slecht.
It's okay
Geen probleem.
Het is al goed.
It's two o'clock.
Het is twee uur.
It's located in New Jersey, not New York.
Het ligt in New Jersey, niet in New York.
It's five o'clock in the morning.
Het is vijf uur 's ochtends.
Het is vijf uur 's morgens.
It's one o'clock.
Het is een uur.
It's eleven o'clock sharp.
Het is elf uur precies.
It's noon.
Het is 12 uur 's middags.
It's around here.
Het is/ligt hier in de buurt.
It's eleven o'clock.
Het is elf uur.