Mannelijk | Vrouwelijk | ||
---|---|---|---|
Dicht bij de spreker | Enkelvoud | ||
Meervoud | |||
Dicht bij de aangesprokene, ver weg van de spreker | Enkelvoud | ||
Meervoud | |||
Ver | Enkelvoud | ||
Meervoud |
Gerelateerde lessen
Lecciones relacionadas
Kleuren
Colores
Eten
Comida
Aanwijzende voornaamwoorden (zelfstandig gebruikt)
Los Pronombres Demonstrativos
Over talen praten
Hablar de Idiomas
Zijn (o.a. tijdelijke toestand)
Estar