Voorbeelden
Examples
How much does it cost?
Hoeveel kost het?
Where does this train go?
Waar gaat deze trein heen?
What does he have?
Wat heeft hij?
When does the flight arrive?
Wanneer komt het vliegtuig aan?
She does not listen.
Zij luistert niet.
Does it have a single bed?
Is er een eenpersoonsbed?
Where does this bus go?
Waar gaat deze bus naartoe?
When does the flight leave?
Wanneer vertrekt het vliegtuig?
What time does the supermarket close?
Hoe laat gaat de supermarkt dicht?
Does it have a double bed?
Is er een tweepersoonsbed?