Werkwoorden

Verbs

Werkwoorden drukken een handeling, gebeurtenis of toestand uit. Werkwoorden worden vervoegd en gecombineerd met andere werkwoorden afhankelijk van de grammaticale categorieën persoon, tijd, wijs en aspect. In het Nederlands zijn bijvoorbeeld "rennen" en "zijn" werkwoorden.

Voorbeelden

Examples

Play

do

doen

Play

be

zijn

Play

opblazen

Play

begrijpen verstaan

Play

voorstellen

Play

I'm

Ik ben

Play

onderbreken

Play

can

kunnen

Play

herhalen

Play

te boven komen

Play

work

werken

Play

afgelasten

Play

Jij bent U bent Jullie zijn

Play

kijken hoe het gaat met

Play

uitspreken

Play

ontwerpen

Play

I'd

Ik zou

Play

doornemen ervaren

Play

nazien

Play

overdoen

Play

zijn niet bent niet

Play

er is enkelvoud

Play

will

zullen gaan

Play

bedenken

Play

close

sluiten

Play

meet

ontmoeten

Play

zou moeten moeten

Play

you'd

Je zou

Play

drink

drinken

Play

er zijn meervoud

Gerelateerde lessen

Related Lessons

Over talen praten

Talking About Languages

Mensen ontmoeten

Werkwoorden op ~s

Werkwoorden op ~es

Werkwoorden op ~ies

Requires a Polly Passport

Requires a Polly Passport

Onvoltooid tegenwoordige tijd

Requires a Polly Passport

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ontkenning)

Present Tense (Negation)

Requires a Polly Passport

Requires a Polly Passport

Zijn (samentrekkingen)

To Be (Contractions)

Requires a Polly Passport

Requires a Polly Passport

Samentrekkingen van werkwoorden

Verbal Contractions

Woordsoorten

Parts of Speech

Zelfstandige naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden

Voornaamwoorden

Samentrekkingen

Frans

Engels

Italiaans

Duits

Portugees

Nederlands