Voorbeelden
Examples
I work
Ik werk.
I work in sales.
Ik werk in de verkoop.
You all work
Jullie werken allemaal.
I would like to work for that company.
Ik zou graag voor dat bedrijf willen werken.
What do you work in?
In welke sector werk je?
Wat voor soort werk doe je?
I work in the factory.
Ik werk in de fabriek.
I work in investments.
Ik werk met investeringen.
I work in real estate.
Ik werk met vastgoed.