Voorbeelden
Examples
I'm doing well.
Het gaat goed.
I'm not well.
Het gaat niet zo goed.
This size fits me well.
Deze maat past me goed.
This tour crosses into Wales and Scotland as well.
Deze tocht gaat ook door Wales en Schotland.
He dresses very well.
Hij kleedt zich erg goed.
I feel well.
Ik voel me goed.