Voorbeelden
Examples
Turn on the light.
Doe het licht aan.
Did you turn the light on?
Heb jij het licht aangezet?
They are working on a book.
Zij werken aan een boek.
Congress votes on new members of the Supreme Court, but the president nominates them.
Het Congres kiest nieuwe leden voor het hooggerechtshof, maar de president nomineert ze.
I saw the coverage of the flood on the news.
Ik heb de uitzending over de overstroming op het journaal gezien.
I heard about the journalist that died in war on the radio.
Ik hoorde op de radio van de journalist die omkwam in de oorlog.
Put on the new shirt.
Doe het nieuwe overhemd aan.
How many players are there on a football team?
Hoeveel spelers zitten er in een Americanfootball-team?
Do you have a printer on your desk?
Staat er een printer op je bureau?
The senate will vote on the bill soon.
De Senaat zal snel over het wetsvoorstel stemmen.