Voorbeelden
Examples
You have a cat, so you can't have a dog.
Je hebt een kat, dus je kunt geen hond hebben.
We can't go without a visa.
We kunnen niet gaan zonder een visum.
I can't see.
Ik kan niks zien.
I can't breath.
Ik krijg geen lucht meer.
Ik kan niet meer ademen.