Vocabulaire
Vocabulary
eat
eten
drink
drinken
lunch
lunch
enkelvoud
middageten
niet-telbaar
dinner
avondeten
niet-telbaar
snack
snack
enkelvoud
tussendoortje
enkelvoud
hapje
enkelvoud
fork
vork
enkelvoud
knife
mes
onzijdig enkelvoud
silverware
bestek
enkelvoud
spoon
lepel
mannelijk enkelvoud
plate
bord
onzijdig enkelvoud
bowl
kom
enkelvoud
breakfast
ontbijt
enkelvoud
cup
kop
mannelijk enkelvoud
kopje
onzijdig enkelvoud
glass
glas
onzijdig enkelvoud
napkin
servet
onzijdig enkelvoud
servetje
onzijdig enkelvoud
Zinnen
Phrases
I'm hungry.
Ik heb honger.
I'm thirsty.
Ik heb dorst.
What do you have to eat?
Wat heb je te eten?
What do you have to drink?
Wat heb je te drinken?
What do you have for breakfast?
Wat eet je als ontbijt?
What are we having for lunch?
Wat eten we als lunch?
What are we having for dinner?
Wat gaan we vanavond eten?
Let's have a quick snack.
Laten we een snel hapje nemen.
Will you pass me a napkin?
Mag ik een servetje?
Kun je me een servetje aangeven?
Will you pass me a glass?
Mag ik een glas?
Do you want a cup?
Wil je een kop?
Do you want a plate?
Wil je een bord?
Will you pass me that bowl?
Mag ik die kom?
Do you need a fork?
Heb je een vork nodig?
Will you pass me a spoon?
Mag ik een lepel?
I need some silverware.
Ik heb bestek nodig.
I need a knife.
Ik heb een mes nodig.
Comments