Voorbeelden
Examples
Is there someone who speaks Spanish?
Is er (hier) iemand die Spaans spreekt?
Who is there?
Wie is daar?
You have been there.
Jij bent daar geweest.
Where are there a lot of museums?
Waar zijn er veel museums?
There are many ways.
Er zijn veel manieren.
There is a party Saturday.
Er is een feest zaterdag.
She left them there.
Zij liet ze daar achter.
Zij heeft ze daar achtergelaten.
Where are there a lot of restaurants?
Waar zijn er veel restaurants?
There are few ways.
Er zijn enkele manieren.
There is a party Friday.
Vrijdag is er een feest.