Voorbeelden

Examples

Play That is her car.
Dat is haar auto.
Play I am taller than her.
Ik ben langer dan zij.
Play You told her about it.
Je hebt het aan haar verteld.
Play He's her brother.
Hij is haar broer.
Play We see her.
We zien haar.
Play You called her.
Jij belde haar. Jij hebt haar gebeld.
Play She is in her crib.
Ze ligt in haar wieg.
Play She forgot her password.
Ze is haar wachtwoord vergeten.
Play She is in her stroller.
Ze ligt in de kinderwagen. Ze zit in de wandelwagen.
Play I talked with her associate.
Ik heb met haar partner gesproken.
Flag fr Frans Flag es Flag en Engels Flag it Italiaans Flag de Duits Flag pt Portugees Flag nl Nederlands