Lidwoorden zijn woorden die de bepaaldheid van het bijbehorende woord aanduiden. In het Nederlands wordt in zekere zin ook het woordgeslacht aangeduid. In het Nederlands is het onbepaalde lidwoord voor enkelvoud "een", en de bepaalde lidwoorden zijn "de" en "het". Onzijdige woorden in het enkelvoud hebben het lidwoord "het", maar mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen allebei "de", en dit geldt ook voor meervouden. Engelse lidwoorden duiden geen woordgeslacht aan, en het bepaalde lidwoord "the" geldt voor zowel enkelvoud als meervoud. Het onbepaalde lidwoord "a" kan "some" worden voor meervouden, of er komt geen lidwoord voor. "A" wordt "an" voor woorden die beginnen met een klinkergeluid.