Lessen
Lessons
Rangtelwoorden
Ordinal Numbers
Bezittelijke voornaamwoorden (zelfstandige vormen)
Possessive Pronouns
Menselijk Lichaam
Human Body
Menselijk Lichaam II
Human Body II
Hand
Hand
Gezicht
Face
Vraagwoorden II
Interrogatives II
Dagen van de Week
Days of the Week
Maanden en Seizoenen
Months and Seasons
Hoe laat is het?
What Time Is It?
Hoe oud ben jij?
How Old Are You?
Vergelijkingen II
Comparisons II
Overtreffende trap
Superlatives
Onderwijs
School
Onvoltooid tegenwoordige tijd (de progressief)
The Present Progressive Tense
Gebiedende wijs
Imperative Mood
Kleding
Clothes
Kleding (accessoires)
Clothes (Accessories)
Winkelen
Going Shopping
Geld
Money
Bestellen in een restaurant
Ordering at a Restaurant
Voorzetsels
Prepositions
Reizen en vervoer
Travel and Transportation
Naar het strand
Let's Go to the Beach
Landen
Countries
Nationaliteiten
Nationalities
Religieuze namen
Biblical Names
Onvoltooid verleden tijd (de progressief)
Past Progressive Tense
Onvoltooid verleden tijd (regelmatige werkwoorden)
Simple Past Tense (Regular Verbs)
Onvoltooid verleden tijd (onregelmatige werkwoorden)
Simple Past Tense (Irregular Verbs)
Voltooid tegenwoordige tijd
Perfect Present Tense (Compound Past)