English
							Engels
						Cursus Engels voor beginners
Beginner English Course
Groeten
	Greetings
			    						    				
		
	
	Hoe gaat het?
	How Are You?
			    						    				
		
	
	Lidwoorden
	Articles
			    						    				
		
	
	Etiquette
	Social Etiquette
			    						    				
		
	Zijn
	To Be
			    						    				
		
	Zijn (samentrekkingen)
	To Be (Contractions)
			    						    				
		
	Onvoltooid tegenwoordige tijd
	Present Tense
			    						    				
		
	Onvoltooid tegenwoordige tijd (ontkenning)
	Present Tense (Negation)
			    						    				
		
	Zijn (ontkennend)
	To Be (Negation)
			    						    				
		
	Ja en nee
	Yes and No
			    						    				
		
	Kunnen en mogen
	Can and May
			    						    				
		
	
	Werkwoorden op ~s
	~s Verbs
			    						    				
		
	
	Werkwoorden op ~es
	~es Verbs
			    						    				
		
	
	Werkwoorden op ~ies
	~ies Verbs
			    						    				
		
	Gaan
	To Go
			    						    				
		
	Verplichtingen
	Obligations
			    						    				
		
	Er is
	There Is
			    						    				
		
	
	Over talen praten
	Talking About Languages
			    						    				
		
	Aanwijzende voornaamwoorden
	Demonstratives
			    						    				
		
	
	Mensen ontmoeten
	Meeting People
			    						    				
		
	
	Familie
	Family (Relatives)
			    						    				
		
	Mensen beschrijven
	Describing People
			    						    				
		
	Gevoelens
	Emotions
			    						    				
		
	Persoonlijkheid
	Personality
			    						    				
		
	
	Kleuren
	Colors
			    						    				
		
	
	Kleuren II
	Colors II
			    						    				
		
	Getallen (0-10)
	Numbers (0-10)
			    						    				
		
	Getallen (11-20)
	Numbers (11-20)
			    						    				
		
	Getallen (20-100)
	Numbers (20-100)
			    						    				
		
	Getallen (100-1.000.000)
	Numbers (100-1,000,000)
			    						    				
		
	
	Groente en fruit
	Fruits and Vegetables
			    						    				
		
	
	Eten
	Food
			    						    				
		
	
	Eten II
	Food II
			    						    				
		
	
	Dieren (zoogdieren)
	Animals (Mammals)
			    						    				
		
	
	Dieren (overige)
	Animals (Others)
			    						    				
		
	
	Hebben
	To Have
			    						    			Cursus Engels voor halfgevorderden
Intermediate English Course
Rangtelwoorden
	Ordinal Numbers
			    						    				
		
	Bezittelijke voornaamwoorden (zelfstandige vormen)
	Possessive Pronouns
			    						    				
		
	
	Menselijk Lichaam
	Human Body
			    						    				
		
	Menselijk Lichaam II
	Human Body II
			    						    				
		
	
	Hand
	Hand
			    						    				
		
	
	Gezicht
	Face
			    						    				
		
	Vraagwoorden II
	Interrogatives II
			    						    				
		
	
	Dagen van de Week
	Days of the Week
			    						    				
		
	
	Maanden en Seizoenen
	Months and Seasons
			    						    				
		
	Hoe laat is het?
	What Time Is It?
			    						    				
		
	Hoe oud ben jij?
	How Old Are You?
			    						    				
		
	Vergelijkingen II
	Comparisons II
			    						    				
		
	Overtreffende trap
	Superlatives
			    						    				
		
	Onderwijs
	School
			    						    				
		
	Onvoltooid tegenwoordige tijd (de progressief)
	The Present Progressive Tense
			    						    				
		
	Gebiedende wijs
	Imperative Mood
			    						    				
		
	Kleding
	Clothes
			    						    				
		
	Kleding (accessoires)
	Clothes (Accessories)
			    						    				
		
	Winkelen
	Going Shopping
			    						    				
		
	Geld
	Money
			    						    				
		
	Bestellen in een restaurant
	Ordering at a Restaurant
			    						    				
		
	Voorzetsels
	Prepositions
			    						    				
		
	Reizen en vervoer
	Travel and Transportation
			    						    				
		
	Naar het strand
	Let's Go to the Beach
			    						    				
		
	Landen
	Countries
			    						    				
		
	Nationaliteiten
	Nationalities
			    						    				
		
	
	Religieuze namen
	Biblical Names
			    						    				
		
	Onvoltooid verleden tijd (de progressief)
	Past Progressive Tense
			    						    				
		
	Onvoltooid verleden tijd (regelmatige werkwoorden)
	Simple Past Tense (Regular Verbs)
			    						    				
		
	Onvoltooid verleden tijd (onregelmatige werkwoorden)
	Simple Past Tense (Irregular Verbs)
			    						    				
		
	Voltooid tegenwoordige tijd
	Perfect Present Tense (Compound Past)
			    						    			Cursus Engels voor gevorderden
Advanced English Course
Grammaticale begrippen
	Grammar Terms
			    						    				
		
	Idiomatische uitdrukkingen
	Idiomatic Expressions
			    						    				
		
	Scheidbare combinaties werkwoord-voorzetsel
	Separable Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Onscheidbare combinaties werkwoord-voorzetsel
	Inseparable Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Driedelige werkwoord-voorzetsel-combinaties
	Three-Word Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Onovergankelijke werkwoord-voorzetsel-combinaties
	Intransitive Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Toekomende tijd
	Future Tense
			    						    				
		
	Toekomende tijd (samenstellingen)
	Future Tense (Contractions)
			    						    				
		
	Conditionalis
	Conditional Mood
			    						    				
		
	Conjunctief
	Subjunctive Mood
			    						    				
		
	Hulpwerkwoorden
	Auxiliary Verbs
			    						    				
		
	Samentrekkingen van werkwoorden
	Verbal Contractions
			    						    				
		
	Samentrekkingen van werkwoorden II
	Verbal Contractions II
			    						    				
		
	Televisie
	Television
			    						    				
		
	Nieuws
	News
			    						    				
		
	Computers en internet
	Computers and Internet
			    						    				
		
	Op kantoor
	At the Office
			    						    				
		
	Zakelijk
	Business
			    						    				
		
	Zakelijk II
	Business II
			    						    				
		
	Werk en beroep
	Jobs and Professions
			    						    				
		
	Werk en beroep II
	Jobs and Professions II
			    						    				
		
	Liefde en romantiek
	Love and Romance
			    						    				
		
	Sport
	Sports
			    						    				
		
	Gereedschap en klussen in huis
	Tools and Fixing the House
			    						    				
		
	Het huis schoonmaken
	Cleaning House
			    						    				
		
	In de keuken
	In the Kitchen
			    						    				
		
	In de badkamer
	In the Bathroom
			    						    				
		
	In de slaapkamer
	In the Bedroom
			    						    				
		
	In de woonkamer
	In the the Living Room
			    						    				
		
	Noodgevallen
	Emergencies
			    						    				
		
	Ziektes en aandoeningen
	Diseases and Conditions
			    						    				
		
	Inwendige organen
	Internal Organs
			    						    				
		
	
	Religie
	Religion
			    						    				
		
	Amusement
	Entertainment
			    						    				
		
	Muziek
	Music
			    						    				
		
	Bankwezen en financiën
	Banking and Finance
			    						    			Cursus grammatica van het Engels
English Grammar Course
Lidwoorden
	Articles
			    						    				
		
	Zijn
	To Be
			    						    				
		
	Zijn (samentrekkingen)
	To Be (Contractions)
			    						    				
		
	Onvoltooid tegenwoordige tijd
	Present Tense
			    						    				
		
	Onvoltooid tegenwoordige tijd (ontkenning)
	Present Tense (Negation)
			    						    				
		
	Zijn (ontkennend)
	To Be (Negation)
			    						    				
		
	Ja en nee
	Yes and No
			    						    				
		
	Kunnen en mogen
	Can and May
			    						    				
		
	
	Werkwoorden op ~s
	~s Verbs
			    						    				
		
	
	Werkwoorden op ~es
	~es Verbs
			    						    				
		
	
	Werkwoorden op ~ies
	~ies Verbs
			    						    				
		
	Gaan
	To Go
			    						    				
		
	Verplichtingen
	Obligations
			    						    				
		
	Er is
	There Is
			    						    				
		
	Aanwijzende voornaamwoorden
	Demonstratives
			    						    				
		
	Bezittelijke voornaamwoorden (zelfstandige vormen)
	Possessive Pronouns
			    						    				
		
	Vraagwoorden II
	Interrogatives II
			    						    				
		
	Vergelijkingen II
	Comparisons II
			    						    				
		
	Overtreffende trap
	Superlatives
			    						    				
		
	Onvoltooid tegenwoordige tijd (de progressief)
	The Present Progressive Tense
			    						    				
		
	Gebiedende wijs
	Imperative Mood
			    						    				
		
	Voorzetsels
	Prepositions
			    						    				
		
	Onvoltooid verleden tijd (de progressief)
	Past Progressive Tense
			    						    				
		
	Onvoltooid verleden tijd (regelmatige werkwoorden)
	Simple Past Tense (Regular Verbs)
			    						    				
		
	Onvoltooid verleden tijd (onregelmatige werkwoorden)
	Simple Past Tense (Irregular Verbs)
			    						    				
		
	Voltooid tegenwoordige tijd
	Perfect Present Tense (Compound Past)
			    						    				
		
	Grammaticale begrippen
	Grammar Terms
			    						    				
		
	Scheidbare combinaties werkwoord-voorzetsel
	Separable Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Onscheidbare combinaties werkwoord-voorzetsel
	Inseparable Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Driedelige werkwoord-voorzetsel-combinaties
	Three-Word Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Onovergankelijke werkwoord-voorzetsel-combinaties
	Intransitive Phrasal Verbs
			    						    				
		
	Toekomende tijd
	Future Tense
			    						    				
		
	Toekomende tijd (samenstellingen)
	Future Tense (Contractions)
			    						    				
		
	Conditionalis
	Conditional Mood
			    						    				
		
	Conjunctief
	Subjunctive Mood
			    						    				
		
	Hulpwerkwoorden
	Auxiliary Verbs
			    						    				
		
	Samentrekkingen van werkwoorden
	Verbal Contractions
			    						    				
		
	Samentrekkingen van werkwoorden II
	Verbal Contractions II
			    						    				
		
	
	Hebben
	To Have
			    						    			Cursus Engels voor reizigers
English Course for Travelers
Groeten
	Greetings
			    						    				
		
	
	Hoe gaat het?
	How Are You?
			    						    				
		
	
	Etiquette
	Social Etiquette
			    						    				
		
	
	Over talen praten
	Talking About Languages
			    						    				
		
	
	Mensen ontmoeten
	Meeting People
			    						    				
		
	
	Groente en fruit
	Fruits and Vegetables
			    						    				
		
	
	Eten
	Food
			    						    				
		
	
	Eten II
	Food II
			    						    				
		
	Kleding
	Clothes
			    						    				
		
	Kleding (accessoires)
	Clothes (Accessories)
			    						    				
		
	Winkelen
	Going Shopping
			    						    				
		
	Geld
	Money
			    						    				
		
	Bestellen in een restaurant
	Ordering at a Restaurant
			    						    				
		
	Reizen en vervoer
	Travel and Transportation
			    						    				
		
	In het hotel
	At the Hotel
			    						    				
		
	Toerisme
	Tourism
			    						    				
		
	Naar het strand
	Let's Go to the Beach
			    						    				
		
	Landen
	Countries
			    						    				
		
	Nationaliteiten
	Nationalities
			    						    				
		
	Liefde en romantiek
	Love and Romance
			    						    				
		
	Noodgevallen
	Emergencies
			    						    				
		
	
	Veelvoorkomende borden
	Common Signs
			    						    				
		
	
	Talen
	Languages
			    						    			Engels voor hulpverleners
English for Healthcare Providers
Hoe gaat het?
	How Are You?
			    						    				
		
	
	Mensen ontmoeten
	Meeting People
			    						    				
		
	
	Familie
	Family (Relatives)
			    						    				
		
	Mensen beschrijven
	Describing People
			    						    				
		
	Gevoelens
	Emotions
			    						    				
		
	Persoonlijkheid
	Personality
			    						    				
		
	
	Menselijk Lichaam
	Human Body
			    						    				
		
	Menselijk Lichaam II
	Human Body II
			    						    				
		
	
	Hand
	Hand
			    						    				
		
	
	Gezicht
	Face
			    						    				
		
	Noodgevallen
	Emergencies
			    						    				
		
	Ziektes en aandoeningen
	Diseases and Conditions
			    						    				
		
	Inwendige organen
	Internal Organs
			    						    				
		
	
	Religie
	Religion
			    						    			Cursus Engels voor zakenmensen
Business English Course
Etiquette
	Social Etiquette
			    						    				
		
	
	Mensen ontmoeten
	Meeting People
			    						    				
		
	Winkelen
	Going Shopping
			    						    				
		
	Geld
	Money
			    						    				
		
	Bestellen in een restaurant
	Ordering at a Restaurant
			    						    				
		
	In het hotel
	At the Hotel
			    						    				
		
	Televisie
	Television
			    						    				
		
	Nieuws
	News
			    						    				
		
	Computers en internet
	Computers and Internet
			    						    				
		
	Op kantoor
	At the Office
			    						    				
		
	Zakelijk
	Business
			    						    				
		
	Zakelijk II
	Business II
			    						    				
		
	Werk en beroep
	Jobs and Professions
			    						    				
		
	Werk en beroep II
	Jobs and Professions II
			    						    				
		
	Gereedschap en klussen in huis
	Tools and Fixing the House
			    						    				
		
	Bankwezen en financiën
	Banking and Finance